Een nieuwe helm, geplakte kin en Liftie
Een nieuwe helm, geplakte kin en Liftie (17-05-2012)
Een dag met Jacco kan altijd anders kan verlopen dan je van te voren bedenkt. Toch overvalt dit mij telkens weer als een donderslag bij heldere hemel.
We zijn met de auto onderweg naar het ziekenhuis om zijn nieuwe helm op te halen. Op de snelweg zie ik in mijn spiegel Jacco langzaam in elkaar zakken op de achterbank. Mijn alarmbellen gaan meteen rinkelen; epileptische aanval! Ik kan echter niets anders doen dan doorrijden terwijl ik Jacco steeds in mijn spiegel in de gaten probeer te houden. Na een paar seconden hoor ik een stemmetje: ‘Mamma ik had een aanval!’ Opgelucht haal ik adem, want als hij dat kan zeggen is de aanval weer over. Maar meestal komen aanvallen bij Jacco in clusters, dus ik weet nu al dat de middag anders zal verlopen dan ik gepland had.
En ja hoor, we lopen naar het ziekenhuis wanneer hij plotseling pal voorover valt op de stoep. Het gebeurt in een fractie van een seconde, maar het schrikeffect is bij ons allebei ongelofelijk groot. Jacco begint meteen te huilen en is in paniek. Ik ga snel naast hem zitten en kijk of hij zich bezeerd heeft. Zo op het eerste gezicht zie ik niets en voorzichtig draai ik hem om. Daar zitten we dan samen op de grond bij het ziekenhuis. ‘Gaat het mevrouw of heeft u hulp nodig?’ Ik kijk in een paar vriendelijke ogen van een meneer, hij ziet er uit als een dokter. Ik vertel dat het wel gaat en dat Jacco epilepsie heeft. Dat had de man al wel begrepen.
Na een paar minuten besluiten we om rustig verder te gaan lopen. Onder het lopen mopperen we samen over die stomme epilepsie. ‘Ik wil geen epilepsie, ik vind epilepsie stom!’
Dan komen we aan bij de polikliniek van de gipskamer. Jacco meldt zich met de woorden: ‘Hier ben ik!’ Waarna ik zeg: ‘Dan moet je wel even vertellen hoe je heet!’ Vrolijk zegt hij er achteraan: ‘Jacco, heet ik.’ Plotseling valt hij weer als een plank voorover op de grond. Deze keer zie ik bloed op de grond liggen. Ook nu is hij meteen weer bij kennis, begint te huilen en is in paniek. Ik zie een snee van zo’n 3 cm onder zijn kin waaruit het flink bloedt. Gelukkig is er meteen hulp van een verpleegkundige en een arts. Ze leggen Jacco op een bed en kijken naar de wond. ‘Deze moet geplakt worden.’ hoor ik de arts zeggen. Het plakmiddel moet helemaal bij de spoedeisende hulp gehaald worden en dit duurt even. Ondertussen probeer ik Jacco rustig te krijgen.
Mijn gedachten staan helaas ook niet stil. Verdrietig denk ik: ‘Ik hoop niet dat hij nu zo’n hekwerk aan zijn helm krijgt om zijn kin te beschermen, dat zou ik toch wel heel erg vinden!’
Na een tijdje komt de arts terug met de lijm en plakt de kin van Jacco weer dicht. Om hem wat rustiger te krijgen besluit ik om samen naar de ziekenhuiswinkel te gaan om een auto te kopen. Gelukkig is er een rolstoel waar we gebruik van kunnen maken. Hij weet al precies welke auto hij wil hebben; Liftie, de hijskraan van Bob de Bouwer.
Met Liftie op zijn schoot rijden we terug naar de gipskamer om de helm te passen. Inderdaad is dàt een kwestie van een paar minuten! Dan vraagt de verpleegkundige: ‘Zie ik het wel zitten om met hem naar huis te rijden?’ Deze vraag spookt het afgelopen uur constant door mijn hoofd. De epilepsie is al een uur rustig, maar dat hoeft niets te betekenen. Ik kan mijn hoofd best koel houden, blijkt nu ook weer. Eigenlijk heb ik geen andere keuze dan maar naar huis te rijden met hem.
Gelukkig is het bij drie aanvallen gebleven, maar zo zie je maar weer hoe verraderlijk en onvoorspelbaar epilepsie is. In plaats van vijf minuten, heb ik ruim vijf kwartier bij de ‘helmenmaker’ gezeten. Met als resultaat een nieuwe helm, een geplakte kin en Liftie!