Ik moet nog zoveel leren…(18-12-2012)
Jacco is onvoorspelbaar, dat is het enige wat wél voorspelbaar aan hem is. Soms drijft hij mij tot wanhoop, maar aan de andere kant houdt hij mij ook scherp. Ik leer steeds meer om van de kleine dingen te genieten in plaats van het grote na te streven.
Zo moest ik vanmorgen opeens weer denken om een heel bijzondere gebeurtenis. Ik moest met Jacco naar het ziekenhuis om zijn nieuwe helm op te halen, zijn oude was hem namelijk te klein geworden. We liepen samen door de lange gangen van het enorme ziekenhuis op zoek naar de gipskamer. Ik hield hem goed vast, want in de auto had hij een epileptische aanval gekregen en uit ervaring weet ik dat er dan meestal nog meer zullen volgen. Mocht hij een aanval krijgen, dan zou ik zijn val misschien kunnen voorkomen. Of we zouden samen op de grond vallen door de schrik en de kracht van zo’n aanval. Dat risico nam ik maar voor lief.
Terwijl we door de gang liepen zei Jacco plotseling: ‘Mamma, ik wil geen epilepsie meer. Ik wil niet meer vallen.’ Even was ik overrompeld door deze verdrietige, maar eerlijke opmerking. Maar al snel antwoordde ik: ‘Ik snap het, het is ook vervelend wanneer je steeds valt.’ Zwijgend liepen we verder, hand in hand. ‘Mamma, waarom heb ik nou die stomme epilepsie.’ Oei, wat een lastig vragen allemaal…
Terwijl ik in mijn hoofd nog bezig was met zijn vragen, gebeurde het. In een fractie van een seconde viel hij voorover. We schrokken ons allebei wild. Jacco huilde en was helemaal in de war. Ik ging maar naast hem op de grond zitten en controleerde of hij zich pijn had gedaan. Gelukkig was het meer de schrik die hem deed huilen dan dat hij zich bezeerd had. Enigszins geruststellend dacht ik: ‘Tja, als je dan toch onderuit moet gaan, dan is het ziekenhuis toch wel de juiste plaats! Tegen de bezorgde mensen om ons heen zei ik: ‘Het gaat goed, ik heb al zoveel aanvallen van hem gezien.’
Enkele minuten later was Jacco iets gekalmeerd en hees ik hem omhoog op zoek naar een rolstoel. Tja, je moet toch wat. Helaas was er geen rolstoel te bekennen in die gang. Resoluut pakte ik hem maar weer stevig vast bij zijn pols op zoek naar een rolstoel in een andere gang.
Ondertussen probeerde ik hem enigszins gerust te stellen: ‘Het is helemaal niet handig dat je steeds valt hè?’ Verdrietig antwoordde hij: ‘Nee, ik wil niet steeds vallen.’ Met een brok in mijn keel ging ik voorzichtig verder: ‘Weet je, heel veel mensen hebben dingen die niet handig zijn. In jouw klas zitten kinderen die niet kunnen lopen, dat is ook niet handig.’ Het bleef heel stil naast mij. Ik dacht: ‘Zal ik verder gaan of niet? Ik besloot mijn verhaal af te maken: ‘Jouw beste vriendje kan niet lopen, dat is ook niet handig.’ Plotseling stond Jacco stil en keek mij op een heel eigenaardige, vreemde manier aan. Ik voelde mij er een beetje ongemakkelijk bij en wist even niets te zeggen.
Even later plukte ik hem weer verdrietig en overstuur van de grond. ‘Ik wil geen epilepsie meer, mamma. Ik vind epilepsie niet leuk. ’ ‘Dat begrijp ik.’ Ik keek hem aan en vervolgde mijn verhaal over ‘niet leuke dingen’ die ook kinderen helaas hebben.’ Weer stond Jacco stil en weer kreeg ik die bijzondere blik toegeworpen. Plotseling drong het tot mij door: ‘Hij heeft helemaal niet in de gaten dat er in zijn klas kinderen zitten die allerlei beperkingen hebben! Hij ziet het kind en niet de beperkingen.’
Met hoog opgehouden emoties, maar zo trots als een pauw liep ik verder, op zoek naar een rolstoel voor mijn kind.
Ik heb nog zoveel te leren!