Als zelfs mijn eenden verzuipen. (15-08-2017)
Ik hoor het mijn opa nog zeggen: ‘Het is een dag dat zelfs mijn eenden verzuipen!’ Op mijn vragende blik antwoordde hij dan met een diepe zucht: ‘Alles zit vandaag tegen, zelfs datgene wat eigenlijk niet mis kan gaan. Eenden kunnen namelijk niet verzuipen, dus kun je nagaan wat voor een dag ik heb gehad!’
Mijn dag begon rustig en vredig. Ruben logeerde bij opa en oma, Hanna was lief aan het spelen en Jacco keek televisie. En toen belde Jaap… ’Maaike, wil je mijn gehoorapparaat wegbrengen bij Beter Horen voor reparatie? Zeg maar dat hij steeds aan en uit gaat. Het zal waarschijnlijk vocht zijn.’ Prima, ik had toch niets gepland. Jacco was in een goede bui en mijn trouwe autootje stond voor de deur. Wat zou er mis kunnen gaan!
De dichtstbijzijnde winkel van Beter Horen is in het ziekenhuis en ik besluit mijn auto voor de deur op de zogenaamde Kiss en Ride plek te zetten. Ik hoef immers alleen wat weg te brengen en met de invalidekaart, vanwege de epilepsie van Jacco, moet dan geen probleem zijn. Gelukkig vind ik een parkeerplek vlakbij de ingang. Tijdens het achteruit inparkeren zie ik tot mijn schrik een enorme taxibus op de net nog lege parkeerplek staan! Waar komt die opeens vandaan! Verdorie, dat was mijn plek. Geïrriteerd stap ik uit en zeg tegen de chauffeur dat hij op mijn plek staat. Hij haalt zijn schouders op. Hij is zelfs niet van plan zijn enorme voertuig een klein stukje achteruit te rijden, zodat ik toch mijn auto kan inparkeren. Nu word ik niet snel boos, maar dit is toch te gortig. Tot overmaat van brutaliteit wijst hij mij er nog eens haarfijn op dat ik dáár niet mag staan. Ik voel mij net kleine David die tegenover de grote reus Goliath staat. Alleen ben ik niet zo dapper om het gevecht aan te gaan. Ik besluit daarom maar met geblade vuisten eieren voor mijn geld te kiezen.
Even later loop ik met Hanna en Jacco terug naar mijn auto en zie dat Goliath nu op een taxiplek staat aan de andere kant van de Kiss en Ride plekken. Nog steeds boos roep ik: ‘Wie mocht waar nou niet staan!’ Snel zet ik Hanna achter in de auto en Jacco stapt voorin. Terwijl ik in de auto stap, is er iemand bezig achteruit in te parkeren op de parkeerplek voor mij. Hij komt echter steeds dichter en dichterbij. O NEE! HIJ GAAT RAMMEN! Vol adrenaline sla ik met mijn vuist drie keer op mijn claxon. Dat scheelde maar een haar. Onbewust van mijn ‘ramangst’ stapt een oude man rustig uit zijn auto en loopt op zijn gemak richting de draaideur van het ziekenhuis. Ik roep hem nog na, maar hij hoort en ziet niets. Met de bibbers nog in de benen rijd ik weg. Eerst die stomme taxichauffeur die mijn plekje inpikt, dan een dove en blinde oude man die mij bijna ramt. Tjonge, wat kan er nog meer gebeuren…
Opgelucht dat het toch allemaal goed is gegaan rijd ik naar huis. Het is warm buiten en Jacco doet het raam open. Hij is in een rustige bui, dus ik laat het gebeuren. Bovendien zit het knopje van het elektrische raam aan zijn kant. Wanneer ik zeg dat hij zijn raam dicht moet doen, vindt hij het alleen maar leuker om zijn raam weer open te doen. Bij het stoplicht sla ik af over het grote kruispunt. En dan gebeurt het. In een oogwenk van een seconde schuift de invalidenkaart over het dashboard naar Jacco’s kant waarna de wind hem pakt en hij uit het open raam naar buiten waait! NEEEE! Te laat! Ook dat nog! Wat nu? Ik kan niet stoppen, er rijden heel wat auto’s achter mij. Mijn gedachten vliegen door mijn hoofd: ik moet die kaart terug hebben. Het is namelijk een heel gedoe om een nieuwe invalidenkaart aan te vragen en bovendien kost dit mij weer 80 euro! Maar hoe krijg ik hem terug en waar zet ik de auto neer. Het snelste en veiligste is het wanneer ik alleen die kaart ophaal. Dat betekent echter dat ik Jacco en Hanna alleen in de auto moet laten…
Terwijl ik een plek zoek begint het ook nog te regenen. Een heuse wolkbreuk hangt net boven mijn auto. Mijn ruitenwissers slaan bijna op hol. Na drie rondjes besluit ik de auto bij Shurgard neer te zetten. Dichter bij de onheilsplek kan ik hem niet kwijt. Wij huren daar een opslagruimte en ik weet dat er altijd mensen bij de receptie zitten. Snel loop ik naar binnen, leg kort de situatie uit en vraag of ze even een oogje in het zeil willen houden.
Dan zet ik het op een rennen. Natuurlijk werken de stoplichten niet mee en in mum van tijd ben ik helemaal doorweekt. De invalidekaart moet ergens in de berm liggen. Drijfnat struin door het hoge gras op zoek naar de blauwe kaart. Als hij maar niet verder weg is gewaaid! Help!! Ik vind hem nooit meer terug! Net wanneer ik de hoop wil opgeven, zie ik iets liggen aan de kant van de weg: De invalidekaart!
Opgelucht loop ik over het fietspad terug naar de auto. Als een verzopen kat meld ik mij bij de receptie en laat de gewraakte kaart zien. Gevonden! In de auto moet ik opeens aan opa denken: ‘Ja opa, dit is met recht zo’n dag waarop zelfs mijn eenden verzuipen!’