Plopsaland (2)
Plopsaland (2)
(03-08-2012)
Woensdag 11 juli:
Vandaag gaan we naar Plopsaland! Vlak voordat we weggaan, vertellen we aan de jongens waar we heen gaan en ze staan letterlijk te trappelen van enthousiasme. Er verschijnt een grote glimlach op Jacco’s gezicht en zijn ogen beginnen helemaal te stralen! Ruben kan zich het bezoek van drie jaar geleden niet meer herinneren, maar hij kent Plopsaland van de reclameflimpjes van Studio 100. Hij begint dan ook te juichen bij het idee dat hij dààr naar toe zal gaan!
Wanneer we aankomen is het ontzettend druk, logisch het is vakantietijd. Maar ‘gelukkig’ hebben we een invalidekaart en kunnen we vlakbij de ingang onze auto parkeren. De rij bij de kassa valt mee, dus dat scheelt een hoop stress. Jaap ziet dat ze een speciaal tarief hebben voor gehandicapten, het scheelt zo’n zeven Euro! Dat is toch mooi meegenomen! Wanneer de kassière het totaal bedrag aanslaat, hoor ik Jaap vragen: ‘Heeft u er één gehandicaptenkaartje bij gerekend?’ Ze kijkt hem vragend aan, terwijl Jacco toch met zijn blauwe epilepsiehelm naast Jaap staat. ‘Ja, mijn zoon is gehandicapt.’ hoor ik Jaap vervolgens zeggen. Ze verontschuldigt zich en slaat de nieuwe prijs aan.
‘Mijn zoon is gehandicapt.’ Jaap lijkt dat zo makkelijk te zeggen, dat ik er van schrik. Ik heb dit nog nooit door mijn strot gekregen: ‘Mijn zoon is gehandicapt.’ Ik zeg altijd: ‘Jacco heeft epilepsie.’ Toen we vorig jaar een speciale (loop)fiets voor Jacco kochten, viel het mij op dat de verkoper vroeg: ‘Heeft uw zoon ook een verstandelijke uitdaging?’ Ik vond dit een heel bijzondere uitdrukking. Ach, ik weet heus wel dat het eigenlijk allemaal op hetzelfde neer komt, maar het klinkt nét iets positiever dan het glasharde: ‘Mijn zoon is gehandicapt.’
Omdat Jacco dus ‘gehandicapt’ is, krijgt hij bij de kassa een speciaal bandje om zijn pols. Dit geeft hem de mogelijkheid om bij elke attractie via de achteringang naar binnen te gaan. Wij als begeleiders krijgen ook zo’n bandje om onze pols, alleen van een andere kleur. We hoeven dus als gezin niet in een rij te staan wachten tot we eindelijk aan de beurt zijn! Het scheelt tijd en vooral stress! We maken van dit bandje dan ook dankbaar gebruik.
Vooral ’s morgens is Jacco erg fit en geniet hij met volle teugen van vooral de wilde en spannende attracties, zoals ‘De vallende vuurtoren’ en ‘De piratenboot in storm op zee’. Deze boot gaat wild heen weer en maakt een paar rare slingerbewegingen. Ruben vindt dit soort attracties helemaal niets en gilt het uit: ‘Stoppen, ik vind het eng! Ik wil eruit!’ Vervolgens stapt Jacco met Jaap in ‘De piratentrein’ en wil Ruben met geen mogelijkheid meer mee met ons. Hoe verschillend kunnen broertjes zijn!
Dan wordt er omgeroepen dat Piet Piraat er is en dat je met hem op de foto kunt! Onze jongens zijn grote fan van Piet en dus maken we weer dankbaar gebruik van ons armbandje om de enorme rij te omzeilen. Toch wel heel handig zo’n armbandje!
Aan het begin van de middag merken we dat Jacco moe wordt. Jaap gaat met Jacco een rustig plekje opzoeken, weg van alle herrie en alle mensen. Ik ga met Ruben de wat rustigere attracties in en na een tijdje wisselen Jaap en ik elkaar af. Alleen moeten we nu met Ruben dus wèl in de rij wachten…
Na een uurtje is Jacco iets bijgetrokken, maar we zien aan hem dat de drukte, de mensen èn het lawaai hem eigenlijk te veel is. Gelukkig is het opgehouden met regenen en kunnen we naar buiten; naar de auto’s. We laten het armbandje zien en de jongens mogen meteen een auto uitkiezen waar ze in gaan zitten. Met een glimlach van oor tot oor racen ze vervolgens over het verkeersplein.
Jacco is nu heel moe en gaat op een bankje zitten.
Ruben ziet de ‘Dansende fonteinen’ en wil heel graag nat worden. Gelukkig hebben we droge kleren mee en Ruben loopt dan ook onder begeleiding van Jaap dwars door de fonteinen. Ruben wordt kleddernat en Jaap blijft wonderbaarlijk droog…
Ondertussen zit Jacco stilletjes voor zich uit te staren. Hij lijkt totaal niet door te hebben wat er om hem heen gebeurt. Het lijkt alsof hij in zijn eigen wereld zit en geen deel uitmaakt van alle levendigheid en blijheid om hem heen. Verdrietig denk ik terug aan ons bezoek van drie jaar geleden. Toen had Jacco nog geen epilepsie. Hij genoot hij van alles wat er te doen was, wilde overal in en we konden hem dan ook rustig laten gaan…
De opmerking van Jaap: ’Mijn zoon is gehandicapt.’ blijft de hele dag door mijn hoofd heen spoken.
Ik word er weer heel verdrietig van.